Hoe is het om een vleermuis te zijn?
Wat mij betreft had onmiddellijk na verschijnen van Nagels artikel de hele wetenschappelijke, academische en filosofische wereld die zich bezighoudt met hersenen, bewustzijn, identiteit, psychologie, endocrinologie, neurologie en wat er verder aan dit onderzoeks- en opiniegebied betreffende ons mens-zijn gerelateerd is, stilgelegd mogen worden. Misschien is dat wat al te rigoureus, maar dan had er minstens een verbod uitgevaardigd moeten worden op het doen van filosofische beweringen over wat bewustzijn is of wat de relatie zou zijn tussen lichaam en geest of zo je wilt tussen het mentale en het fysieke. Er had een wereldraad opgericht moeten worden die zich uitsluitend en alleen zou hebben moeten buigen over wat Nagel in dit artikel naar voren brengt. Zo belangrijk is het in mijn ogen. Het is namelijk zo dat er van alles geroepen kan worden zolang hierover geen duidelijkheid is. Maar goed, het gaat hier alleen maar over ‘in mijn ogen’ en wat is de objectieve waarde van deze subjectieve blik? Mede over dit laatste gaat het in wat volgt.
“BEWUSTZIJN is wat het lichaam-geest-probleem werkelijk hardnekkig maakt.” (1974, 435) Dat is de openingszin van het artikel met als titel de intrigerende vraag “What Is It Like to Be a Bat?” En – let wel – het gaat om wat het voor de vleermuis is om een vleermuis te zijn! Hoe beantwoordbaar is die vraag? Laten we Nagel volgen. Overigens zou ik het liefst zijn artikel in z’n geheel gewoon hier publiceren, maar dat mag helaas niet. En ook de vertaling die ik er voor mezelf van maakte in nauwe samenwerking met Google Translate mag ik niet zomaar met jullie delen. Je kunt van buiten de academische wereld niet eens bij het artikel komen, want je hebt toegang tot JStor nodig. Ik begrijp de argumenten voor bescherming van bronnen en tegelijk zie ik het als belemmering van open intelligentie die zo keihard nodig is nu er een grote privéeigenaar is van wat ze ‘open kunstmatige intelligentie’ (Open AI) noemen. Kunstmatige intelligentie bestaat niet. Daar zal ik in de toekomst nog op terugkomen. Goed, laten we eens met Thomas Nagel gaan meekijken hoe het voor een vleermuis is om een vleermuis te zijn.
Bewustzijn houdt ervaring in
Nagel benoemt dat wat genegeerd wordt door pleitbezorgers van ‘het bewustzijn als product van de hersenen’. Deze pleitbezorgers moeten dat wel negeren, want anders zouden ze hun eigen kijk op de zaak meteen in moeilijkheden brengen. Nagel: “Het belangrijkste en meest karakteristieke kenmerk van bewuste mentale verschijnselen wordt zeer slecht begrepen.” (1974, 436)
En wat is dat karakteristieke kenmerk dan? Kort gezegd: dat bewustzijn ervaring inhoudt. Als een organisme bewust is, dan bevat een dergelijk bewustzijn ervaringen en als een organisme bewuste ervaringen heeft, dan is het iets om dat organisme te zijn.
Wat het is om dit of dat organisme te zijn, is een hoe, een ervaring, iets wat alleen dat ene organisme als zodanig kan ervaren. Dit is, zeg maar, het persoonlijke karakter van de ervaring. Dit persoonlijke karakter wordt logischerwijze door geen enkele theorie beschreven die het mentale probeert terug te brengen tot algemene toepasbaarheid. Het gaat dan immers om bij iedereen met behulp van dezelfde formuleringen te beschrijven lichamelijke processen of gedragingen. Je kunt bijvoorbeeld bloedtoevoer, neuro-activiteit, hormoonafgifte, eiwitboodschappen en dergelijke registreren die zich voltrekken bij aandacht voor een object of een beweging terwijl je met slangetjes, elektrodes en kabeltjes bent aangesloten op apparatuur die dit alles in kaart brengt. Overigens, het is niet mogelijk ‘dezelfde ervaringen’ te laten ervaren om te observeren wat dan de reactie is bij iedereen doordat ‘dezelfde ervaringen’ nooit dezelfde ervaringen zijn. Het gaat hooguit om hetzelfde type ervaring. Dit is zo doordat het nu juist gaat om hoe het is voor deze ene persoon en in die zin is ‘dezelfde ervaring’ geen tweede keer en ook niet bij een andere persoon mogelijk. De objectiviteit van meting van hetzelfde type handeling met meting van wat er dan in een organisme gebeurt, is dus een objectiviteit die afstand heeft genomen van de objectiviteit van de subjectiviteit. Hierover verderop in dit artikel meer toelichting.
De objectiviteit van dataverzameling uit meetresultaten kun je ook niet door een computer of robot terugbrengen naar de uiteindelijk bron. Computers en robots ervaren niets en zouden ze het wel doen, dan ervaren ze als computer of robot en niet als mens en al helemaal niet als deze ene mens die als enige weet hoe is het mens te zijn.
Natuurlijk kan een bewuste toestand waarin je mentaal verkeert een reactie in je zenuwstelsel of een gebeurtenis elders in je lichaam veroorzaken of ertoe leiden dat je dit of dat gedrag vertoont. Maar ook al meet je dat, dan heb je nog niet te pakken wat het is om die ervaring te hebben.
Zonder definitie van bewustzijn gaat het nergens over
Het belangrijkste mankement waardoor dit niet mogelijk is, is dat je eerst moet beschrijven wat je onderzoekt. Dus wat is bewustzijn? Wat is het dat ik het ben die ruikt dat het eten is aangebrand? Doe je dat niet dan beschrijf je alleen wat het effect is op de waarnemers. Zij zien wat er in de hersenen gebeurt, hoe iemand kijkt, wat iemand doet. Dat zou hetzelfde zijn als dat je beschrijft wat er gebeurt wanneer je water toevoegt aan zwavelzuur zonder dat je eerst beschrijft wat de eigenschappen van water en zwavelzuur zijn. Je zou gespetter, gebruis en geborrel kunnen zien, je zou een stijgende temperatuur kunnen meten. Maar wat meet je? Wat is er gebeurd met het water, wat met het zwavelzuur en wat met het mengsel? Zolang je niet weet wat water is en wat zwavelzuur, weet je niks dan alleen wat er te zien, te horen en zeker te ruiken en als je niet uitkijkt wat er te voelen is.
Nagel probeert met zijn artikel “What Is It Like (for a bat) to Be a Bat?” duidelijk te maken dat er entiteiten zijn die wel degelijk realistisch, persoonlijk en objectief te ervaren zijn, maar die niet tot stellingen, formules, algemeen toepasbare grootheden zijn terug te brengen – te reduceren, zoals hij het noemt.
Ik citeer hem: “Wie de verklaring van het bewustzijn vanuit het lichaam wil verdedigen, moet zeggen wat het is waarover hij of zij het heeft. Dit is zo doordat elk op zich staande verschijnsel als-dat-wat-het-is verbonden is met één enkel punt van waaruit het er uitsluitend en alleen is zoals het er is. Het kan niet anders dan dat een objectieve fysieke theorie dit unieke gezichtspunt uitsluit.” (1974, 437) Uniciteit sluit algemeenheid per definitie uit.
Er is iets wat het vleermuis zijn maakt tot wat het is
En dan komt hij met zijn weergaloze voorbeeld van hoe het is om een vleermuis te zijn. Nagel gaat ervan uit dat we het erover eens zijn dat alle zoogdieren ervaringen hebben. Als zoogdieren staan vleermuizen genetisch dichterbij ons dan kikkers of zeeduivels. En toch functioneren ze zintuiglijk zo anders dan wij dat het probleem waarom het hier gaat er buitengewoon levendig door kan worden gesteld.
Waar het om gaat bij de stelling dat vleermuizen ervaring hebben, is dat er iets is wat vleermuis-zijn maakt tot wat het is. De meeste vleermuizen behoren tot een ondersoort die de buitenwereld waarneemt met behulp van sonar. Ze brengen snelle, subtiel gemoduleerde, hoogfrequente kreten uit die door objecten om hen heen worden weerkaatst en die weerkaatsing vangen ze op. Hun hersenen zijn zo ontworpen dat ze met inzet van dit systeem tijdens hun razendsnelle, wervelende vlucht afstand, grootte, vorm, beweging en textuur van wat zich om hen heen bevindt kunnen bepalen en herkennen. Wij doen iets dergelijks met ons gezichtsvermogen. Maar echolocatie zoals vleermuizen dat doen, is niet iets wat wij kunnen ondergaan of ervaren als zodanig of wat we ons zelfs maar kunnen voorstellen.
Inleving
Hoe kunnen we dus ooit een idee hebben van wat het is om een vleermuis te zijn? Kunnen we ons erin inleven met behulp van ons voorstellingsvermogen? Met een wat rijke fantasie moet dat kunnen: we hebben een soort van zemelappen aan onze armen, zodat we wendbaar kunnen vliegen om insecten in onze geopende mond te vangen. Dat laatste lukt tijdens elke fietstocht op een zwoele zomeravond al als we het niet willen, dus hoe moeilijk kan het zijn? Ik heb een vriend van wie ik een filmpje heb van hoe hij op zijn kop aan het plafond van een autobus hangt, dus overdag op zolder aan je voeten aan het dak hangen, moet ook voor te stellen zijn. Helaas weet ik dan nog niets meer dan alleen hoe het voor mij is om me te gedragen als een vleermuis. Maar dat is niet wat ik weten wil. “Ik wil weten hoe het is voor een vleermuis om een vleermuis te zijn.” (1974, 439) En dat gaat niet, want ik heb geen ervaring met waarnemen van en reageren op mijn omgeving met inzet van een sonarsysteem terwijl ik zelf zo goed als blind ben.
Het gaat nog een stap verder. Stel dat ik zou kunnen transformeren naar een vleermuis, dan zou ik zoals ik nu in mekaar zit nog altijd niet in staat zijn me mijn ervaringen in een toekomstige uitrusting met sonar voor te stellen. Het enige bewijs van de objectiviteit van de subjectieve positie van een vleermuis te zijn als vleermuis, zou moeten komen van een vleermuis en dat gaat dus niet.
Deze laatste zin laat je misschien een beetje schrikken, maar het is wel belangrijk hem goed te snappen. Daarom wat extra uitleg: Dat ik weet hoe het is om Jan-Leendert van der Mooren te zijn, mag eenieder van jullie aannemen als een objectief gegeven, op basis van jullie eigen weten hoe het is te zijn hoe jij er bent. En toch is niets zo subjectief als ons eigen er-zijn.
Eeneiige tweelingen
Deze uiterst vreemde situatie van eenieder van ons is precies waarover het gaat. Dat heet bewustzijn. Het is niet te vatten in algemene termen en tegelijk is het onze algemene deler. Het komt erop neer dat individu 1 (we noemen haar Els) en individu 2 (we noemen hem Evert) elk hun eigen gezichtspunt hebben: het subjectieve karakter van hun ervaring. Dat is weten hoe het is om Els of Evert te zijn. Tussen hen is ook begrip mogelijk van in elk geval aspecten van wat het is om Els of Evert te zijn. Met andere woorden, het subjectieve van de ander is als objectief te (h)erkennen vanuit de ervaring van de objectiviteit van je eigen subjectieve ervaring. Zo kan ik bijvoorbeeld (h)erkennen dat jij verdrietig bent doordat ik verdrietig (geweest) ben. Els kan over Evert en Evert kan over Els zeggen wat de kwaliteit is van de ervaring van de ander. We snappen vanuit onze eigen subjectiviteit wat het is om verdrietig te zijn, zowel voor onszelf als voor de ander. Dit is in de hoogste mate het geval tussen mensen die er zoveel mogelijk hetzelfde zijn. Eeneiige tweelingen die hun hele leven dicht bij elkaar in de buurt hebben geleefd met een vrijwel identieke levensloop zouden theoretisch het dichtst in de buurt moeten kunnen komen om gedeelde subjectiviteit mogelijk te maken, zodanig dat wat het voor elk van hen is om mens te zijn objectief en subjectief samenvalt. En toch is dat niet het geval. Er is ook bij hen een punt waarop subjectiviteit en objectiviteit uiteen gaan en het alleen nog maar mogelijk is te weten hoe het is om mens te zijn: als deze ene mens.
Wij, die meer van elkaar verschillen dan zo’n sterk op elkaar lijkende tweeling – verreweg de meesten van ons dus – wij zijn gebonden aan de subjectiviteit van onze ervaring (de tweeling ook trouwens). Toch zijn we binnen de soort in staat onze ervaring te delen, als ware zij objectief. Hoe minder we binnen een soort met elkaar overeenkomen, hoe lastiger dit ‘delen’ zal lukken. Overeenkomen gaat over lichaam, levensloop, hersenstructuur, stofwisseling, leefwereld en wat er allemaal al niet meer invloed heeft op hoe we er zijn. Het gaat om alle elementen die deel uitmaken van en invloed hebben op betekenissen in ons leven.
Onze visite aan de betekeniswereld van de vleermuis heeft ons geleerd dat er subjectieve eigenschappen aan ervaringen zijn die ons voorstellingsvermogen te boven gaan, in dit geval hebben we het dan over locatiebepaling met behulp van sonar en echo. We kunnen begrijpen hoe het werkt terwijl we niet kunnen weten hoe het is om op die manier waarnemend te bewegen in de wereld.
Hoe het is om een vrouw te zijn
Een wat dichterbij gelegen voorbeeld is dat Evert niet kan weten hoe het voor Els (en sowieso niet voor welke vrouw dan ook) is om vrouw te zijn. En voor Els geldt hetzelfde met betrekking tot het man zijn van Evert. En toch geloven we dat de subjectieve ervaring van iemand van het andere geslacht als iemand van dat andere geslacht objectief waar is. Dit zijn feiten en toch kunnen we er ons de exacte aard niet van voorstellen. Uiteraard geldt hetzelfde voor de ervaring hoe het is om intersekse, non binair en transgender te zijn voor zij die dit niet zijn. En precies in deze gevallen zijn er veel mensen die de objectiviteit van de subjectieve beleving niet geloofwaardig vinden. Indien ze consequent zijn, moeten ze accepteren dat geen mens ook van hen gelooft dat het precies iets is om hen te zijn. Wanneer je de objectiviteit van iemands subjectieve ervaring niet wenst te accepteren als feit, dan lijkt me dat je de wederkerigheid van deze ontkenning onder ogen hebt te zien. Helaas is consequent denken veel mensen net zo vreemd als de objectiviteit van de subjectiviteit van anderen.
Andere soorten of subsoorten binnen een soort hebben nu eenmaal een andere structuur. Toch zou Evert weten dat Els zich vergist als ze zou concluderen dat er niet precies iets is wat het is om man te zijn (anders dan vrouw zijn of intersekse, non binair of transgender).
Cognitieve dissonantie
Zijn er woorden, is er taal die het objectief andere zodanig vermag te omschrijven dat het voor mij als man mogelijk wordt te weten hoe het is om vrouw te zijn (voor een vrouw vanuit het vrouw-zijn)? Thomas Nagel zegt: nee. En eenieder van ons weet dat het onzin is om vervolgens het verschil tussen man en vrouw te ontkennen. Er is dus realiteit en er is logische betekenis die we nooit zullen kunnen beschrijven of begrijpen. “Dit ontkennen”, zegt Nagel: “is de grofste vorm van cognitieve dissonantie”. (1974, 441)
De grenzen van veralgemeniseren
Het gaat hier om wat Nagel noemt “de relatie tussen feiten aan de ene kant en conceptuele schema’s of representatiesystemen aan de andere kant” (1974, 441) Met mijn woorden: de relatie tussen gegevens aan de ene kant en hoe die met behulp van bijvoorbeeld cijfers, formules, vergelijkingen, woorden, beelden, gebaren etc. deelbaar gemaakt kunnen worden, ofwel kunnen worden veralgemeniseerd ofwel geobjectiveerd.
Nagel: “Reflectie op hoe het is om een vleermuis te zijn lijkt ons daarom tot de conclusie te leiden dat er feiten zijn die niet bestaan uit de waarheid van proposities die in een menselijke taal kunnen worden uitgedrukt. We kunnen gedwongen worden het bestaan van zulke feiten te erkennen, zonder dat we ze onder woorden kunnen brengen of begrijpen.” (1974, 441)
Relatie lichaam – geest
Nagel schreef zijn artikel in relatie tot het onderwerp lichaam – geest. Het vervolgt zijn uiteenzetting door te zeggen dat de beschouwing hoe het is voor een vleermuis om een vleermuis te zijn het subjectieve karkater van de ervaring ofwel de belichaming van een bepaald gezichtspunt tot een observeerbaar ‘ding’ heeft gemaakt. Hij zegt het niet zo, maar voor mij is duidelijk dat daar waar het gaat over het fysieke – het lichaam – het gaat over hoe het werkt en daar waar het gaat over de geest, gaat het over hoe iets is en dat is in de diepste kern ervan niet veralgemeniseerbaar.
In de afgelopen eeuwen is reageren op vragen naar hoe iets is met een verklaring, dat wil zeggen met een analyse van hoe iets werkt gemeengoed geworden, zodanig dat vrijwel niemand nog doorheeft dat het steeds gebeurt. Het heeft gemaakt dat we uitspraken als ‘wij zijn ons brein’ of ‘wij zijn onze hormonen’ onderzoeken op hoe dat dan zit en niet op of een dergelijke uitspraak wel mogelijk is. Ik leid uit Nagels essay uit 1974 af dat dergelijke identificatie niet mogelijk is.
Hoe het fysiologisch werkt, geeft algemeenheden te zien die we opvatten als objectieve feiten. Als je A doet dan zie je XYZ in de hersenen van (bijvoorbeeld) 300 personen. Het gaat dan tegelijkertijd over ervaringsfeiten, dat wil zeggen hoe het in elk van de 300 gevallen is voor het ervarende organisme. Nagel: “Als mentale processen inderdaad fysieke processen zijn dan is er iets hoe het is, intrinsiek, om bepaalde fysieke processen te ondergaan. Wat het geval is voor een dergelijk iets, blijft een mysterie.” (1974, 446.)
Zelfs als je iets ziet in de definitie van het bewustzijn als verhaal dat we onszelf achteraf vertellen over wat er met ons gaande is (of eigenlijk was) wanneer er zich lichamelijke processen in ons voltrekken (Swaab: 2011, 387) ben je niet verlost van dit mysterie. Het is immers zo dat de verhalenverteller vertolkt hoe het is om deze ervaring te hebben.
Geven wetenschappelijke observaties van de fysieke processen van onze ervaring – ons doen, denken, voelen, beslissen etc. – ons dus valse informatie? Nee, natuurlijk niet. Ik citeer Thomas Nagel nog een keer: “Het zou juister zijn om te zeggen dat het fysicalisme een standpunt is dat we niet kunnen begrijpen, omdat we momenteel geen idee hebben hoe het waar zou kunnen zijn. Misschien zal men het onredelijk vinden om een dergelijke opvatting als voorwaarde voor begrip te eisen. Je zou tenslotte kunnen zeggen: de betekenis van het fysicalisme is duidelijk genoeg: mentale toestanden zijn toestanden van het lichaam; mentale gebeurtenissen zijn fysieke gebeurtenissen. We weten niet welke fysieke toestanden en gebeurtenissen ze zijn maar dat zou ons er niet van moeten weerhouden de hypothese te begrijpen. Wat zou duidelijker zijn dan de woorden “is” en ”zijn”?” (1974, 447v.)
Met dit citaat sluit ik mijn bespreking van de vraag hoe het is voor een vleermuis om een vleermuis te zijn af. Over “zijn” zal ik nog veel gaan schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat het over maar één ding gaat, namelijk betekenis. Mijn filosofie gaat dan ook precies daarover: over betekenis. Ik geef graag een spoiler: dan gaat het nergens over en over het proces van alles. Dan gaat het over wat het is om organisme te zijn, jawel, ook een vleermuis. 🦇
Lees https://verkenjegeest.com/ken-je-de-psycho-fysieke-identiteitstheorie/ en weet hoe actueel en niets opgeschoten het vraagstuk rondom lichaam-geestverhouding na 50 jaar nog is. Want dat is waar dit artikel van Thomas Nagel uit 1974 (!) over gaat.
In een ander artikel zal ik uitgebreid ingaan op het fysicalisme in Swaab, Dick, F., Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot alzheimer, Amsterdam | Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2011, waarnaar ik in dit artikel al een keer verwijs.
What Is It Like to Be a Bat?
Author(s): Thomas Nagel
Source: The Philosophical Review , Oct., 1974, Vol. 83, No. 4 (Oct., 1974), pp. 435-450 Published by: Duke University Press on behalf of Philosophical Review
Stable URL: https://www.jstor.org/stable/2183914